Taal : Nederlands - Engels
Gewichtscontrole Testset 38 buisjes.
INHOUD TESTDOOS - TOTAALBALANS
GEWICHTSCONTROLE
1 Anandamide
2 Arginine
3 Carnitine
4 C.A.R.T.
5 Cholecystokinine ( CCK)
6 Corticotropin Releasing Hormone (CRH)
7 Cortisol/Hydrocortison
8 Cyclic Adenosin-3’,5’-Monophosphaat ( cAMP)
9 Dipeptidyl Peptidase IV
10 Epinephrine/Adrenaline
11 Exendin (9-39)
12 Galanine
13 Ghreline
14 Glucagon
15 Glucagon-Like Peptide 1 ( GLP-1)
16 Glucocorticoide
17 Glycogeen
18 Glycogeen Phosphorylase A
19 Glycogeen Synthase
20 Groeihormoon Inhibiting Hormoon/ Somatostatine
21 Human Groeihormoon/ Somatotropine ( STH)
22 Insuline
23 Leptine
24 Melanocyten-Stimulerend Hormoon ( MSH)
25 Neuromedine B
26 Neuropeptide Y
27 Orexine B
28 Phenylalanine
29 Prostaglandine E2 ( PGE2)
30 Proteine Tyrosine Phosphatase ( PTP1B)
31 Reverse T3/3,3’,5’-Triiodothyronine
32 Serotonine
33 Thyroid Stimulerend Hormoon ( TSH)
34 Thyrotropine Releasing Hormoon ( TRH)
35 Thyroxine/ Tetraiodo-Thyronine/ T4
36 Triiodothyronine
37 Urocortine
38 Val-Pro-Asp-Pro-Arg
Gewichts Controle Testset
01. ANANDAMIDE
Anandamine is een endogene substantie, die in de vorm van een ethanolverbinding van arachidonzuren
in grote hoeveelheden in het centraal zenuwstelsel voorkomt. Arachidonzuur is een essentieel vetzuur, welke uit linolzuur gevormd wordt. Linolzuur zit in voeding, die men inneemt. De hersenen hebben anandamide nodig om de voedingsopname te regelen en het bewegingsapparaat te activeren.
02. ARGININE
Arginine is een aminozuur, waarvan sommigen denken, dat deze essentieel is voor kinderen, maar niet voor volwassenen. Arginine stimuleert samatotropine, een stof, die de productie en distributie van het hormoon glucagon regelt.Glucagon wordt in de alvleesklier aangemaakt, zodat de lever hierdoor aangezet wordt om glucogeen af te breken en de zo vrij gekomen glucose aan het bloed af te geven. Arginine speelt een rol bij
vetstofwisseling, overgewicht, geheugen en uitputting.
03. CARNITINE
Carnitine is een aminozuur. Ze stimuleert de vetstofwisseling, reduceert triglyceride in het bloed, ondersteunt het immuunsysteem en de spiervorming en speelt een belangrijke rol bij de energiewinning uit vetzuren.Triglyceride is een lipide (vet), die bestaat uit een glycerolmolecule verbonden met 3 vetzuren
04. CART
Cart is een afkorting van Cocaine- en Amfetamine Regulerende Transkript. Het is een neuropeptide met
werking op de energiebalans en de eetlust in de hypothalamus. Deze neuropeptide CART bewerkt een sterke remming in de voedselopname en remt de neuropeptide Y, die de voedselvoorziening op gang brengt, volledig.
De CART zenuwcellen zijn gevoelig voor leptine, een stof die wordt geproduceerd in de vetcellen, en een remmend effect heeft op de eetlust ,de verhoging van de lichaamstemperauur, energieverbruik en tot vermindering van het lichaamsgewicht bijdraagt.
05. CCK/CHOLECYSTOKININE
Cck is een peptide hormoon. Een peptide is een groep amonizuren, die een bouwstof zijn voor een eiwit.
CCK reduceert de peristaltieke bewegingen, stimuleert de afscheiding van vloeistoffen uit de alvleesklier.
Bewerkt ook de galproductie. Speelt een rol bij de regulering van de voedselopname, doordat het een verzadigingsgevoel oproept.
06. CRH/CORTICOTROPIN RELEASING HORMONE
Talrijke onderzoeken tonen aan, dat er een samenhang is tussen stress en een verhoogde energietoevoer.
Een verhoogde cortisolspiegel als gevolg van een CRH afgifte, verhoogt daarom ook de calorieënopname.
Dit gebeurt ook wanneer de verhoogde cortisolspiegel niet het gevolg is van stress.
07. CORTISOL/HYDROCORTISON
Glucocorticosteroiden zijn een groep van steroïde hormonen, die in de bijnierschors worden gevormd. De belangrijkste en natuurlijke van deze hormonen is cortisol. Daarnaast zijn er nog Cortison en Corticosteron. Cortisol met leverenzymen stimuleren de glycogenese en glycosynthese. Het verhoogt de bloedsuikerspiegel door een toename van het gebruik van proteïnen en vetten als energiedragers.
08.cAMP/CYCLIC ADENOSIN-3’,5,-MONOPHOSPHAT
cAMP is een biochemische van ATP afgeleide molecuul, welke als tweede boodschapper een centrale rol speelt in de hormonale regulatie van de celstofwisseling. Voorbeelden daarvan zijn: De glycogeen afbouw tot glucose;
De lipolyse; De vergrootte distributie van somatostatine en schildklierhormonen.
09. DIPEPTIDYL PEPTIDASE IV
Dit enzym speelt een rol bij de biologische activiteit van het darmhormoon GPL-1 ( glucagon – Like- Peptide) en substantie P. Daardoor wordt de insulineafscheiding na de maaltijd geactiveerd.
10. EPINEPHRINE/ADRENALINE
Helpt het lichaam bij inspannende fysieke activiteit door de hartslagfrequentie te verhogen, de bloedvaten te vernauwen, de ademhaling te versnellen, de vertering te verkleinen, spiercontracties te vergroten, het bloedsuikergehalte te verhogen en de celstofwisseling te stimuleren.
11. EXENDINE ( 9-39)
Exendine is een krachtige GLP-1 ( glucagon – Like- Peptide1) receptor antagonist. Exendine blokkeert de peptide stimulerende werking van GLP-1 op de cAMP productie. Exendine kan ook gebruikt worden om de incretine werking van GLP-1 te blokkeren, zonder dat deze invloed heeft op de controle van de insulineafscheiding.
12. GALANINE
Galanine is een neuropeptide, die de eetlust stimuleert en komt voor in het centraal zenuwstelsel en in het perifere zenuwstelsel. Beïnvloedt de peristaltiek in de darmen. Het werkt ook in op het hormoonsysteem in,
door de afgifte van prolactine, LH en somatropine te regelen.
13. GHRELINE
Ghreline is een hormoon, die de voedselopname en de afscheiding van het groeihormoon reguleert. Bij honger stijgt de ghrelinespiegel in het bloed. En neemt weer af, na het eten. Door slaapgebrek ontstaat er een verhoogde ghrelinespiegel en draagt op die manier vermoedelijk bij aan de ontwikkeling van adipositas.
14. GLUCAGON
Glucagon is een polypeptidehormoon, welke in de A cellen van de eilandjes van Langerhans wordt gevormd.De afgifte van glucagon wordt gestimuleerd door hypoglycemie, door gastine, door verhoging van bepaalde aminozuren in het bloed, door catecholamine en verscheidene hormonen. De afgifte van glucagon wordt juist weer geremd door somatostatine en een verhoging ban het bloedsuiker.
15. GLP
GLP-1 ( glucagon – Like- Peptide 1) is een peptide hormoon, welke een belangrijke rol speelt in de suikerstofwisseling in het kader van het incretine-effect. Dat wil zeggen, de incretines, oftewel hormonen,
die worden uitgescheiden na een maaltijd. Een van deze incretines is dus GLP1. Werking:
Het stimuleert de productie van insuline in de Beta cellen van de alvleesklier en het verlaagt de productie van glucagon in de Alfa cellen van de alvleesklier. Zo worden processen door beide een te hoge glucosewaarde in het bloed verhindert.
Bovendien vertraagt het het leegmaken van de voedselbrij in de darm en stimuleert het het verzadigingsgevoel.
Door de beide laatste processen wordt de voedsleopname getemperd.
16. GLYCOCORTICOÏDE
Glucocorticosteroiden zijn een groep van steroïde hormonen, die in de bijnierschors worden gevormd. De belangrijkste en natuurlijke van deze hormonen is cortisol. Daarnaast zijn er nog Cortison en Corticosteron. Ze bevorderen de regulatie van glucose en hebben invloed op de vetverdeling. Ze zorgen voor meer vet op romp en hoofd en minder vet op armen en benen.
17. GLYCOGEEN
Glycogeen is een polymeer van glucose, oftewel een opstapeling van glucosedeeltjes. Deze worden vanuit het voedsel opgeslagen in de lever, de spieren en als opslag in vetten. Het bloedsuikergehalte wordt onder meer geregeld door de opbouw en afbraak van glycogeen. Insuline stimuleert het transport van glucose door het celmembraan, waarna de glucose wordt opgebruikt of omgezet in glycogeen.
Adrenaline en glucagon doen precies het tegenovergestelde. Aan de lever de taak om dit te reguleren.
18. GLYCOGEEN PHOSPHORYLASE A
Dit enzym is nodig voor omzetting van glycogeen naar glucose.
19. GLYCOGEEN SYNTHASE
Glycogeensynthase en zetmeetlsynthase zijn enzymen, die dextrineketens verlengen door een verdere glucosemolecuul er aan te binden. Dit is de voorlaatste stap in de synthese van glycogeen en zetmeel en daardoor
Onontbeerlijk voor levende wezens.
20. GROWTH HORMONE INHIBTING HORMONE/ SOMATOSTATINE
Een peptide hormoon , die in de eilandjes van Langerhans van de alvleesklier voorkomen en die de distributie van Somatropine, TSH, ACTH, Insuline, Glucagon en maagdarmhormonen regelt.
21. HUMAN GROWTH HORMONE/SOMATOTROPINE
Somatotropine (STH) is het zogenoemde groeihormoon, welke in de hypofyse wordt aangemaakt. STH wordt door het Releasing Hormone SRH en Somatostatine gecontroleerd. Het speelt een rol bij hypoglykemie en remming van de lipasesynthese en distributie van glucagon.
22 INSULINE
Een hormoon dat invloed heeft op de glucosestofwisseling en de verlaging van de bloedsuikerspiegel.
Bij een tekort aan insuline kan dit tot suikerziekte leiden.Insuline wordt aangemaakt door de betacellen van de alvleesklier in de eilandjes van Langerhans.
23. LEPTINE
Leptine is een peptide hormoon, die voornamelijk door witte vetcellen wordt geproduceerd. Daarna treedt er een verzadigingseffect op in het lichaam. Leptine heeft zo een verbinding met een receptor in de hypothalamus. Bij vetzucht ligt er vermoedelijk een receptordefect of fout in de signaalweergave. Toedienen van leptine of herstel van het receptorsignaal zal leiden tot gewichtsverlies.
24. MELANOCYTEN-STIMULATING HORMONE/MSH
MSH wordt ook wel melanotropine genoemd. Het is een groep van peptide hormonen, welke in de hypothalamus en de hypofyse worden aangemaakt. Ze zijn betrokken bij het regelen van pigmentvorming, koortsreacties temperen, regulering van honger en seksuele opwinding.
25. NEUROMEDINE B/NMB
NMB wordt met bombesine in verband gebracht en het eetgedrag beïnvloedt. Verder regelt het de celgroei; de lichaamstemperatuur; controle van de bloeddruk en bloedsuikerspiegel en beteugeling van de eetlust.
26. NEUROPEPTIDE Y
Deze peptide wordt o.a.in de hypothalamus en de amygdala geproduceerd, maar ook in de alvleesklier en kan wel eens de grootste stimulator zijn voor voedselinname.
27. OREXINE B
Orexine B is een neuropeptide hormoon,die in de hypothalamus wordt gevormd en invloed heeft op het eetgedrag en het slaapritme. Ook werkt het op het autonomische zenuwstelsel, de vloeistofinname en de energiestofwisseling. Door mutaties in het gen van de orexinereceptor onstaat Narcolepsie.
Orexine geeft een duidelijke bevordering van de stofwisseling, zoals verhoging van de lichaamstemperatuur;
Gewichtsverlies,verhoogde opmerkzaamheid en waakzaamheid. Studies vermoeden, dat Leptine de distributie van orexine remt.
28. PHENYLALANINE
Dit is een essentieel aminozuur. Helpt mee aan de vorming van dopamine en noradrenaline.
Phenylalanine heeft invloed op de polsfrequentie, de bloeddruk, de zuurstofopname,de vetstofwisseling, zowel als de gewichtscontrole en is belangrijk voor de schildklier.
29.PROSTAGLANDINE E2/PGE2
Dez wordt in de maag gemaakt en beschermt ook de maag.
30. PROTEINE TYROSINE PHOSPHATASE/PTP1B
PTP1B remt de werking van insuline en leptine en is evt. verantwoordelijk voor insuline- en leptineresistentie.
Waarschijnlijk speelt ze ook een beslissende rol bij adipositas en diabetes type 2.
31. REVERSE T3/3,3”, 5”-TRIIODOTHYRONINE
Worden in de schildklier gevormd en ook opgeslagen. Reverse T3 is in het bloed vooral aan globuline gebonden.
Beide stoffen worden door de schildklier in een omgekeerde verhouding afgezonderd en de schildklier kan daardoor de werking van deze stoffen regelen. Reverse T3 is een hormoon ,die sterker als thyroxine werkt.
32.SEROTONINE
Serotonine is een remmende neurotransmitter en heeft invloed op slaap, emoties, seksuele activiteit en eetlust.
33. THYROID-STIMULATING HORMONE/TSH
Een hormoon aangemaakt door de hypofyse, die de schildklier aanzet tot hormoonproductie.
34. THYROTROPIN RELEASING HORMONE/TRH
TRH stimuleert de hypofyse om TSH (33) af te scheiden
35. THYROXIN/TETRAIODOTHYRONIN/T4
. T4 is een in de schildklier gevormd hormoon en is minder werkzaam dan T3 (36). T4 wordt in T3 omgezet. T4 verhoogt de stofwisselingssterkte bij koolhydraten en de eiwitsynthese en stimuleert het zenuwstelsel.
36. TRIIODOTHYRONINE/T3
. T3 wordt ook in de schildklier gevormd en werkt sneller en sterker als thyroxine. Het regelt de stofwisseling van koolhydraten- en vetsplitsing. Verder stimuleert T3 het zenuwstelsel, een snellere en krachtigere hartslag en een bevordering van de beweeglijkheid van de maag, darmen en het darmkanaal.
37. UROCORTIN
. Urocortin is agonistisch en bindt zich aan CRF receptoren en remt zo de eetlust.
38. VAL-PRO-ASP-PRO-ARG
. Deze peptide werkt als eetlustremmer.